NieuwsDe eed van Hippocrates

Eed of belofte bij het tandartsexamen

“Ik zweer (beloof), dat ik de tandheelkunst volgens de daarop wettelijk vastgestelde bepalingen naar mijn beste weten en vermogen zal uitoefenen en dat ik aan niemand zal openbaren wat in deze uitoefening mij als geheim is toevertrouwd of te mijner kennis is gekomen, tenzij mijne verklaring als getuige of deskundige, in rechten gevorderd, of ik anderszins tot het geven van mededeling door de wet verplicht worde.”

Welke eed leggen artsen af bij hun afstuderen?

Als ze afstuderen spreken geneeskundestudenten de eed van Hippocrates uit, in de nieuwe versie (Nederlandse artseneed):

Nederlandse artseneed (2003)

 Ik zweer/beloof dat ik de geneeskunst zo goed als ik kan zal uitoefenen ten dienste van mijn medemens. Ik zal zorgen voor zieken, gezondheid bevorderen en lijden verlichten. Ik stel het belang van de patiënt voorop en eerbiedig zijn opvattingen. Ik zal aan de patiënt geen schade doen. Ik luister en zal hem goed inlichten. Ik zal geheim houden wat mij is toevertrouwd. Ik zal de geneeskundige kennis van mijzelf en anderen bevorderen. Ik erken de grenzen van mijn mogelijkheden. Ik zal mij open en toetsbaar opstellen, en ik ken mijn verantwoordelijkheid voor de samenleving. Ik zal de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de gezondheidszorg bevorderen. Ik maak geen misbruik van mijn medische kennis, ook niet onder druk. Ik zal zo het beroep van arts in ere houden. Dat beloof ik. of Zo waarlijk helpe mij God almachtig.

De oorspronkelijke Eed van Hippocrates (+/- 400 voor Chr.)

‘Ik zweer bij Apollo de Genezer, bij Asklepios, Hygieia en Panakeia, en bij alle goden en godinnen, en ik roep hen als getuigen aan, dat ik deze eed en deze verbintenis naar beste weten en vermogen zal nakomen. Ik zal hem die mij deze kunst heeft geleerd gelijk stellen aan mijn ouders,hem laten delen in mijn levensonderhoud en hem, als hij in behoeftige omstandigheden mocht komen te verkeren, steun verlenen. Zijn nakomelingen zal ik beschouwen als mijn broers. Ik zal hun die kunst onderwijzen, als zij die willen leren, zonder beloning en zonder schuldbewijs. Tot de voorschriften, voordrachten en heel mijn verder onderwijs zal ik toelaten mijn zonen en die van mijn leermeester, en de leerlingen die zich bij mij hebben ingeschreven en zich onder ede verbonden hebben aan de medische code, maar niemand anders. Ik zal dieetregels naar beste weten en vermogen aanwenden ten bate van de zieken, maar van hen weren wat kan leiden tot verderf en onrecht. En ook niet zal ik iemand, daarom gevraagd, een dodelijk medicijn geven en ik zal ook geen advies geven van deze aard. En evenmin zal ik ook aan een vrouw een verderfelijke tampon geven. Rein en vroom zal ik mijn leven leiden en mijn vak uitoefenen. Ik zal niet snijden, zelfs geen steenlijders, maar ik zal dat werk overlaten aan degenen die daarin deskundig zijn. In welk huis ik ook binnenga, ik zal er binnengaan ten bate van de zieken, mij onthoudend van elk opzettelijk onrecht en verderfelijke handeling in het algemeen, in het bijzonder van seksuele omgang met de lichamen van mannen of vrouwen, vrijen of slaven. Wat ik ook bij de behandeling, of ook buiten de praktijk, over het leven van mensen zal zien of horen aan dingen die nooit mogen worden rondverteld, zal ik verzwijgen, ervan uitgaande dat zulke dingen geheim zijn. Moge het mij, als ik deze eed in acht neem en niet breek, goed gaan in mijn leven en in mijn vak en moge ik altijd aanzien genieten bij alle mensen, maar als ik hem overtreed en meinedig word, moge dan het tegendeel daarvan mij overkomen.’

Vertaling van Anton van Hooff en Manfred Horstmanshoff in: Hermeneus 71/2 (1999) 128-129; herdrukt in: P. de Rynck en M. Pieters, Van Alfa tot Omega. Een klassiek ABC. Bekende en verrassende passages uit de Griekse en Romeinse literatuur, Amsterdam: Athenaeum-Polak en Van Gennep, 2000, pp. 64-65; tweede druk Amsterdam: Singel Pockets, 2001, pp. 81-82. ®KNMG uitgave – versie 3.0 Organisatie/Auteur: KNMG, Laatst gewijzigd: 2004 5

Gedragsregels tandartsen:

Van bovenstaande zijn de volgende gedragsregels voor tandartsen afgeleid:

01. De tandarts zal, zelf en te zamen met zijn collega’s en andere hulpverleners, de tandheelkundige volksgezondheid bevorderen en daarmee bijdragen aan de doelstelling van de gezondheidszorg als geheel.

02. De tandarts zal, ook wanneer hij niet beroepshalve optreedt, zich zodanig gedragen dat het vertrouwen in de beroepsgroep niet wordt geschaad.

03. De tandarts is vrij in en persoonlijk verantwoordelijk voor de tandheelkundige hulpverlening, ongeacht het feit of de tandarts als vrije beroepsbeoefenaar, in dienstverband of in enig ander organisatorisch kader werkzaam is.

04. De tandarts behoort zijn tandheelkundige kennis en vaardigheden onder andere door middel van bij- en nascholing op peil te houden en waar mogelijk aan de ontwikkeling van de tandheelkunde een bijdrage te leveren. Hij houdt zijn kennis of nieuwe behandelingsmethoden niet voor zichzelf, maar stelt deze op daartoe geëigende wijze ter beschikking van zijn collega’s.

05. De tandarts is bereid zich te verantwoorden en zich toetsbaar op te stellen. Daarbij is de norm ‘de deskundigheid, doelmatigheid, doeltreffendheid, patiënt-gerichtheid en zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend tandarts mag worden verwacht’.

06. De tandarts zal geen opdrachten geven aan niet-zelfstandig bevoegden voor het verrichten van voorbehouden handelingen dan met inachtneming van de wettelijke regeling terzake. (zie: o.m. Wet BIG artikelen 34 t/m 39)

07. In zijn relatie met de patiënt zal voor de tandarts het uitgangspunt zijn dat hij, met erkenning van beider eigen verantwoordelijkheid, zo goed mogelijk gestalte geeft aan een samenwerkingsrelatie, die de bevordering van de mondgezondheid van de patiënt ten doel heeft. De tandarts neemt de patiëntenrechten in acht, zoals deze voortvloeien uit de wetgeving en de jurisprudentie. (zie: o.m. de WGBO).

08. De tandarts zal in beginsel niet mogen weigeren om de patiënt tandheelkundige eerste hulp te verlenen bij kennelijke (pijn)klachten. Indien echter voor die hulpverlening bijzondere voorzieningen nodig zijn, behoeft de tandarts deze hulp niet zelf te verlenen indien hij zich ervan overtuigd heeft dat deze hulp door een andere tandarts kan, en ook tijdig zal, worden gegeven, danwel indien hij verwijzing wenselijk acht.

09. De tandarts verleent aan de patiënt zonder aanzien des persoons tandheelkundige hulp. Hij neemt daarbij de wensen van de patiënt in acht, voor zover dat niet strijdig is met zijn professionele verantwoordelijkheid en de gedragsregels. Bij de uitoefening van zijn beroep neemt hij de eisen in acht, die volgens de stand van de wetenschap redelijkerwijs aan hem mogen worden gesteld. Indien de tandarts een verzoek van de patiënt niet kan inwilligen, zal hij de reden daarvan mededelen.

10. De tandarts heeft het recht om te weigeren een patiënt in de praktijk op te nemen. Daarnaast kunnen er voor tandartsen redenen zijn een behandeling af te breken en/of een patiënt uit te schrijven. Betreft het de beëindiging van de behandelingsovereenkomst dan zijn hiervoor gewichtige redenen vereist. Deze dient hij –aan de patiënt mede te delen. De behandeling van een patiënt mag niet worden beëindigd wanneer dit leidt tot directe schade voor de tandheelkundige gezondheid van de patiënt.

11. De tandarts behoeft de toestemming van de patiënt voor het voorgenomen onderzoek en de voorgestelde behandeling, gebaseerd op toereikende informatie. Ingeval sprake is van een uitgebreide behandeling, waarbij verschillende mogelijkheden openstaan, zowel in tandheelkundig als in financieel opzicht, zal de tandarts deze mogelijkheden met de patiënt bespreken en kenbaar maken welke overwegingen voor hem aanleiding zijn een bepaalde oplossing te adviseren. Patiënt en tandarts komen vervolgens een behandelingsplan inclusief de daaraan verbonden kosten overeen, hetgeen ingeval van een uitgebreide en/of ingrijpende behandeling desgevraagd schriftelijk door de tandarts wordt vastgelegd en in ieder geval wordt opgenomen in zijn registratiesysteem. (zie o.m. WGBO artikelen 450, 451 en 452) Wijzigingen in het overeengekomen behandelingsplan dienen eveneens voorafgegaan te worden door toestemming gebaseerd op toereikende informatie van de patiënt en desgevraagd schriftelijk te worden vastgelegd.

12. Met inachtneming van de onzekerheden die de uitoefening van zijn beroep meebrengt, zal de tandarts de patiënt op voor hem begrijpelijke wijze (blijven) informeren omtrent de diagnose, therapie, daaraan verbonden risico’s, andere behandelingsmogelijkheden en prognose. (zie o.m. WGBO artikel 448)

13. De tandarts zal al hetgeen hem in het kader van zijn beroepsuitoefening omtrent de patiënt en diens naaste betrekkingen ter kennis is gekomen, beschouwen als vallend onder het beroepsgeheim. Hij heeft terzake tegenover derden een zwijgplicht. De tandarts draagt er zorg voor, dat de geheimhouding van de gegevens van de patiënt en de bescherming van diens persoonlijke levenssfeer verzekerd zijn. Hij heeft tot taak zijn medewerkers te wijzen op het afgeleid beroepsgeheim en toe te zien op de respectering daarvan. (zie o.m. WGBO artikel 457)

14. De tandarts zal in het belang van de patiënten en van de professie streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen.

15. De tandarts zal zich onthouden van het in het openbaar of ten opzichte van patiënten uiten van kritiek op een collega. Indien de tandarts ervan overtuigd is dat een collega handelt in strijd met de gedragsregels zal hij dit aan de betrokken collega kenbaar maken. Het vertrouwen in het beroep kan echter met zich meebrengen dat de tandarts, indien er naar zijn oordeel sprake is van een grove nalatigheid en/of wanprestatie van een collega, dat oordeel, onder mededeling daarvan aan de betrokken collega, ter kennis brengt van de voorzitter van het afdelingsbestuur of de geneeskundige inspectie, dan wel van de patiënt, hem wijzend op de mogelijkheden om een klacht aanhangig te maken.

(16. vervallen)

17. Voor een goede behandeling van een patiënt kan het nodig zijn dat de tandarts verwijst naar een collega. De tandarts zal de verwijzing vergezeld doen gaan van relevante informatie alsmede een duidelijke omschrijving van het doel van de verwijzing. De collega of tandarts-specialist naar wie verwezen is, zal de tandarts zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen van zijn bevindingen. 18. Indien de patiënt de tandarts verzoekt hem voor een consult naar een andere tandarts of tandarts-specialist te verwijzen of de behandeling aan deze over te dragen zal de tandarts aan dit verzoek gevolg geven. Aan die andere tandarts zal hij de desbetreffende tandheelkundige gegevens ter beschikking stellen. Dat zelfde geldt indien het verzoek een verwijzing ten behoeve van een tweede mening (second opinion) betreft. 19. Wanneer de tandarts de patiënt verwijst of de behandeling overdraagt, zal hij deze desgevraagd in de gelegenheid stellen kennis te nemen van de gegevens die over hem aan de andere tandarts worden verstrekt. Indien een patiënt zich op eigen initiatief tot een andere tandarts heeft gewend, zal deze de tandarts niet in de behandeling kennen tenzij de patiënt daarom vraagt.

20. De tandarts draagt zorg voor de continuïteit van de tandheelkundige hulpverlening. Hij is gerechtigd om deze hulp te doen verlenen door een daartoe bevoegde waarnemer.

21. De tandarts geeft bekendheid aan de waarneming en de duur daarvan. Hij draagt er zorg voor, dat de patiëntengegevens voor de in zijn praktijkruimte werkzame waarnemer goed toegankelijk zijn.

22. De waarnemer is verantwoordelijk voor de door hem aan de patiënt verleende hulp en adviezen.

23. De waarnemer behoort zich te onthouden van elke poging om een patiënt uit de praktijk van een collega waarvoor hij waarneemt tot zijn patiënt te maken.

24. De tandarts zorgt ervoor, dat zijn praktijkruimte, praktijkinrichting en instrumentarium aan redelijke eisen voldoen en draagt zorg voor een goede organisatie van zijn praktijk. Bij zijn praktijkvoering neemt de tandarts adequate maatregelen ten behoeve van infectiepreventie en arbeidsomstandigheden en betracht hij zorg voor het milieu.

25. De tandarts is gerechtigd wijzigingen aan te brengen in de wijze van praktijkvoering. Hij stelt zonodig de patienten hiervan tijdig in kennis.

26. De tandarts is gerechtigd wijzigingen aan te brengen in de omvang van zijn tandheelkundige dienstverlening. Hij zal de wijziging van de omvang van de dienstverlening zonodig tijdig aan de patiënten bekend maken. De wijziging zal niet eerder ingaan dan nadat de patiënten een redelijke termijn is gegeven, zo mogelijk met zijn hulp en medewerking, een andere tandarts te vinden.

27. De tandarts zal zijn declaratie, indien de patiënt daarom verzoekt, nader toelichten.

28. De tandarts neemt van elke patiënt de voor behandeling relevante gegevens in een registratiesysteem op. Deze registratie zal in ieder geval de gegevens omvatten met betrekking tot de verleende tandheelkundige hulp en adviezen, alsmede (röntgen)foto’s. De registratie zal geschieden overeenkomstig de binnen de beroepsgroep gebruikelijke registratiesystemen.De tandarts bewaart deze gegevens gedurende tenminste vijftien jaren na het tijdstip waarop zij zijn vervaardigd of vastgelegd. (zie o.m. WGBO artikelen 454 en 456)

29. Met uitzondering van zijn persoonlijke werkaantekeningen, geeft de tandarts aan de patiënt op diens verzoek inzage in of tegen kostprijs een afschrift van de hem betreffende tandheelkundige gegevens. (zie o.m. WGBO artikel 456)

30. De tandarts die zijn mening omtrent tandheelkundige vraagstukken in het openbaar kenbaar maakt, dient daarbij zorgvuldigheid in acht te nemen, in het bijzonder met betrekking tot het belang en het aanzien van de beroepsgroep, alsmede het vertrouwen in de beroepsgroep.

31. Bij het medewerken aan of het bedrijven van publiciteit dient de tandarts in acht te nemen dat die publiciteit niet in strijd is met de wet, de waarheid of de goede smaak en in overeenstemming is met de zorgvuldigheid die een tandarts betaamt alsmede geen inbreuk vormt op het streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen tussen collega’s.


Internationale gedragsregels tandartsen (International Principles of Ethics for the Dental Profession):

These International Principles of Ethics for the Dental Profession should be considered as guidelines for every dentist. These guidelines cannot cover all local, national, traditions, legislation or circumstances.

The professional dentist:

– will practice according to the art and sciene of dentistry and to the principles of humanity

– will safeguard the oral health of patients irrespective of their individual status The primary duty of the dentist is to safeguard the oral health of patients. However, the dentist has the right to decline to treat a patient, except for the provision of emergency care, for humanitarian reasons, or where the laws of the country dictate otherwise.

– should refer for advice and/or treatment any patient requiring a level of competence beyond that held The needs of the patient are the overriding concern and the dentist should refer for advice or treatment any patient requiring a level of dental competence greater than he/she possesses.

– must ensure professional confidentiality of all information about patients and their treatment The dentist must ensure that all staff respect patients confidentiality except where the laws of the country dictate otherwise.

– must accept responsibility for, and utilise dental auxiliaries strictly according to the law The dentist must accept full responsibility for all treatment undertaken, and no treatment or service should be delegated to a person who is not qualified or is not legally permitted to undertake this.

– must deal ethically in all aspects of professional life and adhere to rules of professional law- should continue to develop professional knowledge and skills The dentist has a duty to maintain and update professional competence through continuing education through his/her active professional life.

– should support oral health promotion The dentist should participate in oral health education and should support and promote accepted measures to improve the oral health of the public.

– should be respectful towards professional colleagues and staff The dentist should behave towards all members of the oral health team in a professional manner and should be willing to assist colleagues professionally and maintain respect for divergence of professional opinion. – should act in a manner which will enhance the prestige and reputation of the profession. Approved by General Assembly of the FDI in Seoul 1997.

Bronnen en verdere informatie over eed van hippocrates en gedragsregels:

Vind hier je lieve tandarts